OOK intresse in een vakwerk constructie

Stuur een mailtje met uitleg en eventuele foto’s of schetsen van uw wensen en wij zullen hier een mooie oplossing voor realiseren.

Vakwerkbouw

De ‘Limburgse vakwerkbouw’ vormt een belangrijk cultureel erfgoed. Naast de heerlijke Limburgse vlaaien en bieren, zijn de ‘zwart-witte’ huizen in het glooiende Heuvelland, iconisch voor Limburg. Deze iconen verdienen onze grootste aandacht. Restauratie, renovatie van vakwerkbouw en het aanpassen van panden, schuren en stallen, aan de hedendaagse behoeften, zijn de voornaamste bezigheden van aannemersbedrijf Drijvers. We maken opmaat gemaakte unieke constructies, gebaseerd op kennis over historische vakwerkbouw. Of het nu gaat om het al dan niet gedeeltelijk vernieuwen van houten spanten, het maken van nieuw vakwerk, het isoleren van daken, wanden en vloeren. Voor alles hebben we een constructieve oplossing.
IMG_1344
Houten constructie

Voor ons is vakwerk het met maken van een houten constructie door middel van pen en gat verbindingen. dit word tegenwoordig veel in eiken gedaan maar in oudere panden komen ook andere houtsoorten voor. of het nu een oud historisch pand is of een moderne nieuwbouw woning een eiken constructie past in ieder segment.

IMG_0048
Geschiedenis

Vakwerkbouw is al ruim 10.000 tot 6.000 jaar voor Christus bekend. De Bandkeramiekers hadden huizen met gevlochten wanden, die ook nog eens met leem waren afgesmeerd en de Romeinen hadden zelfs vakwerk met stijlen en regels.

 

In Nederlands Limburg is de oudst bekende vakwerkgevel, uit 1406, in de Maastrichtse binnenstad te vinden. Op het ‘platteland’ kunnen we niet ver teruggaan; daar is het oudste vakwerk te dateren rond 1500. Dat heeft veel te maken met oorlogen en verwoesting, maar ook met het intensieve gebruik van panden die bovendien, anders dan in de stad, vrij lagen en dus meer last hadden van weersinvloeden.

Het gros van het nu nog aanwezige vakwerk is dan ook achttiende- en vroeg negentiende-eeuws van aanzien, wat niet wegneemt dat er menigmaal een oudere kern aanwezig is. En tegelijkertijd vinden we ook nog menig zeventiende-eeuws pand.

 

Pas toen na Napoleon de gemeenschappelijk bossen waren vervallen aan de nieuwe gemeenten en hout dus niet meer kosteloos kon worden verworven, zien we een achteruitgang van het vakwerk, dat hand in hand gaat met een versteningsproces. Vlak voordat dat proces ook in Limburg alle vakwerk had weggevaagd kwam de omslag, de appreciatie, en kwam een enorme restauratiegolf opgang. Door de hierdoor ontstane nieuwsgierigheid weten we inmiddels heel wat van dat vakwerk.

Het is een bouwmethode die volstrekt op zichzelf staat, meteen vrijdragend skelet, dat naar believen gevuld kon worden met vlechtwerk en stroleem of met ramen en deuren. Kozijnen zijn immers onderdeel van het skelet. Het uitzoeken van het hout, het bedenken van de constructie en het timmeren van het skelet zijn hoog gekwalificeerde vaardigheden. Dat de boer vroeger zijn eigen aannemer was kan met gemak van tafel. Zeker bij het vertalen van een bouwidee in een skelet, van aanvankelijk eiken balken, vergde een ruimtelijk inzicht dat ook nu maar enkele gegeven is.

Het timmeren van zo’n skelet was niet alleen een secuur karwei waar veel tijd in ging zitten, het vroeg ook om een slim systeem om later op de bouwplaats in de goede volgorde te kunnen opzetten. Daarvoor gebruikte de timmerman een nummersysteem van telmerken.

Omdat het bouwen van zo’n vakwerkhuis tot gepaste trots leidde zien we nogal eens een tekst boven de voordeur of de schuurpoort, waarin de opdrachtgever / eigenaar laat weten wanneer het huis gebouwd is, al dan niet onder aanroepen van heiligen die zijn nieuwe huis moesten beschermen tegen brand en ziektes. Mede daardoor weten we ook dat de meeste huizen werden opgezet, gericht in de maanden mei en juni en in oktober al de werkzaamheden op de boerderij en het land wat rustiger waren.

Met name het lemen kon gemakkelijk door ‘niet vakmensen’ gedaan worden. Doordat de leem die vrijkwam bij het uitschachten van de kelder gebruikt werd in de wanden, passen vakwerkpanden perfect in het landschap; zij hebben immers de kleur van de omgeving. Dat veranderde toen de wanden witgekalkt werden en zeker toen ook de balken, die altijd onbehandeld waren, mee gewit werden.

En al helemaal toen onder invloed van vroeg toerisme naar de eifel, de balken zwart gemaakt werden. Dat was ongebruikelijk, ook al kwam het wel voor dat houtwerk met lampenroet iets grijs geschilderd werd. Maar dat waren uitzonderingen.

Het beeld van de zwart-witte huisjes is nog maar relatief jong. Het idee van vakwerk als behuizing voor de armen is eveneens niet zo oud en stamt uit de tijd dat de eerste ‘Hollanders’ als toerist naar het zuiden kwamen, eind 19 de eeuw. Wat toen nog te zien was aan vakwerk was vaak eeuwenoud en in verval en werd dus bewoond door de sociaal wat minder bedeelden. Maar ditzelfde vakwerk was eens gebouwd als solide en rijk, en tegen een prijs die minstens gelijk stond aan die van een stenen huis.

Naast de natuurlijke schoonheid van een vakwerkhuis is het dankzij moderne milieuvriendelijke isolatietechnieken zeer comfortabel wonen. De vakwerkhuizen kunnen met de juiste middelen en technieken een mooie toekomst tegemoet zien.